Eenpersoonshuishoudens

8-10-2017
Sinds het begin van deze eeuw is het aandeel alleenstaanden verder gegroeid. In 2000 bestond 33 procent van alle huishoudens uit één persoon, in 2016 was dat 38 procent. De toename van het aantal alleenstaanden komt deels doordat een groot deel van de relaties op enig moment strandt of mensen op latere leeftijd (tijdelijk) weer alleen komen te staan. Daarnaast is het onder jongeren gebruikelijker geworden om na het verlaten van het ouderlijk huis eerst een tijdje op zichzelf te wonen. Van 25- tot 35 jarigen was bijvoorbeeld 24 procent alleenstaand in 2016. In 2000 was dit nog 20 procent. Samen met de 55- tot 65 jarigen is dit de snelst groeiende groep alleenstaanden in deze eeuw. Een groter deel van de ouderen woont thuis in plaats van in een verzorgings- of verpleeghuis, waardoor ze nu wel tot de categorie alleenstaanden worden gerekend (Van Duin e.a., 2016). In 2060 zal 44 procent van alle Nederlandse huishoudens uit één persoon bestaan. Door de vergrijzing zullen veel van de alleenstaanden op leeftijd zijn. Bijna 50% van de eenpersoonshuishoudens zal bestaan uit een man of vrouw ouder dan 65; nu is dat nog “maar” 31%.
Kijk ook bij: