Hoe kunstcritici en -wetenschappers het werken onmogelijk wordt gemaakt. In dit artikel uit de witte raaf beschrijft Wolfgang Ullrich hoe auteursrecht het andere partijen steeds moelijker maakt om kunstwerken te publiceren. “Ditmaal worden de beelden eerder verboden omdat de makers of hun erven – meestal uit de wereld van kunst en architectuur – ze niet willen tonen. Preciezer gezegd: ze willen geen fotografische afbeeldingen van hun werk toestaan, of toch in elk geval exact kunnen controleren en bepalen op welke plaatsen en met welk doel een werk kan worden gereproduceerd.(…) gebruikt men het auteursrecht nu om bepaalde vormen van receptie van een werk te verhinderen, door het voor anderen moeilijker te maken hieraan mee te werken of het hun zelfs volledig te beletten. (…) Lupertz: Hoe grootser het kunstwerk is, hoe minder een vreemde context of een kritische interpretatie er afbreuk aan kan doen. Het werk hoeft dus ook niet per se te worden beschermd. In het gunstigste geval blijft het zelfs nog als onderwerp van receptie een slagveld. Die opvatting wordt door veel jonge kunstenaars niet langer gedeeld. Zij betwijfelen of een kunstwerk werkelijk autonoom kan zijn. In hun ervaring en overtuiging is het eerder zo dat elke context en elke associatie de betekenis van het werk verandert. Daarom moet elke kunstenaar die zijn eigen werk serieus neemt een zekere gevoeligheid voor context ontwikkelen, zodat hij op tijd merkt wanneer de perceptie van zijn werk zich lijkt te ontwikkelen in een richting die in strijd is met zijn eigen intenties. Het is thans inderdaad zo dat de openbare meningsvorming over beeldende kunst – in tegenstelling tot die over literatuur of muziek – vrijwel uitsluitend nog plaatsvindt in publicaties die eenzijdig gericht zijn op imago-optimalisatie en eerder het karakter van reclame bezitten. Dat zou op zichzelf ook een verklaring kunnen vormen van het restrictieve gedrag, ja zelfs van de opvatting van het auteursrecht als een controlerecht, zoals veel kunstenaars die nu lijken te huldigen. Misschien zijn ze niet eens bijzonder gevoelig voor kritiek, maar vinden ze het idee dat ze de receptie van hun werk de vrije loop zouden moeten laten gewoon wat vervelend en verontrustend. In dat opzicht gedragen ze zich niet anders dan bedrijven en fabrikanten van merkartikelen die het al heel lang vanzelfsprekend vinden dat namen, logo’s en elementen van het corporate design die deel uit maken van het imago van het bedrijf, alleen door dat bedrijf zelf mogen worden gebruikt, terwijl elk ander gebruik, zelfs wanneer dit geen enkel commercieel doel dient, ten strengste wordt verboden.
Ansel Adams: We kunnen Adams’ redenering niet alleen toepassen op de beperking van het aantal originelen, maar ook op de restrictieve omgang met reproducties. Hoe schaarser die zijn of hoe vaker ze in bepaalde contexten geheel worden uitgesloten, hoe moeilijker het tegelijk ook wordt om te bepalen wat nu precies de kwaliteiten, de betekenissen en de interpretatiemogelijkheden van een werk zijn. Zelfs wanneer een auteur een werk kritisch bespreekt, zouden daarbij sterke kanten aan het licht kunnen komen die anders onopgemerkt waren gebleven. Bovendien leidt kritiek in sommige gevallen tot reacties van anderen, zodat er een debat kan ontstaan, en het werk zal als middelpunt van dat debat alleen maar meer aandacht krijgen en aan relevantie winnen. Omgekeerd dreigt er een steriele en eenzijdige perceptie wanneer de weergave van een werk alleen is toegestaan als dit bijdraagt aan de marktwaarde en het imago van een oeuvre. Monotonie leidt al snel tot overvloed, en dat zal het werk uiteindelijk zelfs schaden.
http://www.dewitteraaf.be/artikel/detail/nl/4337
